4 juni 2018

Valse handtekening?

author

Dario (D.) Pranjic

feature-img

‘Het is niet mijn handtekening op deze kwitantie’, aldus een verhuurder. Een verweer dat we vaker tegenkomen in procedures. De rechtbank Limburg heeft zich onlangs twee keer over zo’n kwestie gebogen. Hoe gaat de rechter ermee om?

De rechter doet zelf onderzoek

Een verhuurder in Limburg daagt een huurder voor de rechter. De huurder heeft volgens hem onder andere de huur voor de maand april 2017 niet voldaan. Zijn handtekening op de kwitantie is door de huurder vervalst, zo stelt hij. De kantonrechter onderzoekt de stukken in het dossier. Hij legt de handtekening op de kwitantie naast de handtekening en het handschrift op de huurovereenkomst en op onbetwiste kwitanties. Zijn oordeel tijdens de uitspraak: het is wel degelijk de handtekening van de verhuurder. Het verweer van de verhuurder wordt gepasseerd en de kwitantie wordt als betalingsbewijs gekwalificeerd.

Schriftdeskundige kijkt mee

In een andere zaak, eveneens in Limburg, speelde een vergelijkbare kwestie. Ook in die zaak stelde de verhuurder dat zijn handtekening door de huurder is vervalst op kwitanties voor een bedrag van € 21.000,=. Opvallend detail: de kantonrechter merkt op dat de naam van de vermeende ondertekenaar op de kwitanties de ene keer juist is gespeld (met twee ss-en) en de andere keer onjuist (met één s). De kantonrechter schakelt een schriftdeskundige in. Die oordeelt dat het waarschijnlijker is dat de handtekeningen wél van de verhuurder zijn, dan dat ze door iemand anders zijn gemaakt. Oftewel: de deskundige weet het ook niet zeker, maar vermoedt geen vervalsing.

De kantonrechter vindt dit vermoeden afdoende, en kwalificeert in zijn uitspraak de kwitanties als betalingsbewijzen. Dat er vanaf mei 2017 niet meer is betaald en dat er inmiddels een huurachterstand zou zijn van € 64.000,= neemt de rechter niet mee in het oordeel. Uit het vonnis blijkt dat er in de periode in geding geen achterstand bestaat en dat de gevorderde ontbinding en ontruiming daarom niet kunnen worden toegewezen.

Conclusie

De verhuurder die betwist dat hij zijn handtekening heeft gezet, moet goed beslagen ten ijs komen. Uit de jurisprudentie volgt dat de rechter tot een oordeel komt op basis van de beschikbare stukken, mogelijk met hulp van een schriftdeskundige, maar dat er altijd ruimte is voor twijfel. Met een systeem van contante betalingen en kwitanties neemt de verhuurder dus een risico.

author

Dario (D.) Pranjic

Dario is sinds 2014 advocaat en specialist op het gebied van het vastgoedrecht in brede zin, waaronder huurrecht, bouwrecht en verbintenissenrecht. Hij heeft gestudeerd aan de Universiteit van Tilburg met bouwrecht als afstudeerrichting. Gedurende zijn studie heeft Dario bij een rechtswinkel gewerkt waar hij ...
Delen

overig nieuws_