Door de komst van het internet, wordt het voor verhuurders gemakkelijker om ontsierende schotelantennes aan de gevel te verbieden. Het internet biedt huurders een alternatief om informatie ook zonder schotelantenne te verkrijgen. Door een verbod op een schotelantenne wordt het grondrecht op vrije nieuwsgaring daarom niet meer ingeperkt.
Woningcorporaties zien de woningen die zij verhuren graag vrij van schotelantennes. Het bevestigen van de schotel aan gevel, muur of balkon van de woning, kan schade opleveren, wat de verhuurder wil voorkomen. Daarnaast menen verhuurders vaak dat schotelantennes aan de gevel lelijk en ontsierend zijn en verloedering van de leefomgeving in de hand werken. Hoewel ‘lelijk’ en ‘ontsierend’ natuurlijk subjectieve begrippen zijn, wordt in het algemeen aangenomen dat een schotelantenne aan de gevel van een woning een ontsierend effect heeft. Wanneer in een flat meerdere bewoners een schotelantenne hebben bevestigd, kan dit ook een beeld van verloedering van de buurt geven.
Een huurder die met een verzoek tot verwijdering van zijn schotelantenne wordt geconfronteerd, verweert zich doorgaans met de stelling dat een dergelijk verzoek in strijd is met het recht op vrije nieuwsgaring, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
In de praktijk maakt de rechter in zo’n geval vaak een afweging tussen de belangen van de huurder om de informatie van zijn keus te ontvangen en de technische en esthetische belangen van de verhuurder. In 2008 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich gebogen over de vraag of het recht op vrije nieuwsgaring van een in Zweden woonachtige Iraakse familie door een schotelantenneverbod kan worden doorkruist. Het Europese Hof oordeelde in deze zaak dat de belangen van de huurder zwaarder wegen dan de belangen van de verhuurder en schoof het beroep van de verhuurder op esthetische gronden terzijde. Toch is deze uitspraak niet alleszeggend.
In de belangenafweging die een rechter in dit soort zaken maakt, is in toenemende mate bepalend of de huurder alternatieven voorhanden heeft om in zijn nieuwsgaring te voorzien. Kan de huurder de gewenste TV-zenders die niet via het reguliere kabelnetwerk zijn te ontvangen, bijvoorbeeld digitaal of via het internet ontvangen? Beide alternatieven worden in de rechtspraak veelal als een gelijkwaardig alternatief voor een schotelantenne gezien. De huurder hoeft niet meer afhankelijk te zijn van een schotelantenne; van hem kan worden verwacht dat hij op alternatieve wijze voorziet in zijn gewenste nieuwsgaring.
Hoewel de uitspraak van het Europees Hof in 2008 belangrijk is geweest voor de ontwikkeling in de Nederlandse rechtspraak op het gebied van een schotelantenneverbod, laten latere uitspraken zien dat de belangen van de huurder in dergelijke zaken zeker niet altijd belangrijker zijn dan die van de verhuurder. Esthetische argumenten van de verhuurder kunnen nog steeds een belangrijke rol spelen. Zo bevestigde de Hoge Raad in 2012 nog dat schotelantennes aan de gevel van een woning een ontsierend en stigmatiserend beeld en een risico op verloedering opleveren.
De lijn in de rechtspraak ontwikkelt zich zo, dat het ‘ontsierende’ argument vaak boven het recht op vrije nieuwsgaring van de huurder gaat. Zeker wanneer van de huurder kan worden verlangd dat hij gebruik maakt van alternatieven voor de schotelantenne. Een verhuurder staat helemaal sterk in zijn schoenen als hij een beleid voert ter voorkoming en/of verwijdering van schotelantennes en als het om een flat of complex van woningen gaat met bijzondere esthetische aspiraties. Hiervan was in de eerder genoemde Zweedse zaak juist geen sprake; daar ging het om een complex verouderde woningen. Ook hadden de huurders in de Zweedse casus geen alternatieve manier om de door hun gewenste zenders te ontvangen.
Uitspraken waarin dit naar voren komt zijn bijvoorbeeld die van het Gerechtshof Arnhem van 7 juni 2011 en 24 januari 2012 en die van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 16 februari 2010 of van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage van 22 mei 2012. Het is dan ook aan de huurder bijzondere belangen te stellen waarom geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van alternatieven, zoals de Kantonrechter te Utrecht op 20 november 2013 heeft uitgemaakt.
Een beroep op de uitzondering van artikel 10 EVRM (beperking op het recht op vrije nieuwsgaring), uit welstands- en/of esthetische motieven, brengt met zich mee dat steeds een individuele belangenafweging dient te worden gemaakt en bijzondere belangen moeten worden gesteld waarom niet via een alternatieve wijze in de nieuwsgaring kan worden voorzien.