Woningcorporaties die bij een ontruimingsprocedure willen beschikken over specifieke politie-informatie, zoals bijvoorbeeld een sfeerrapportage, kunnen het best een convenant sluiten met de politie. Er zijn dan minder beletselen tegen de verstrekking van deze informatie.
Overlastbestrijding is een belangrijke taak van woningcorporaties. Als een corporatie, nadat andere middelen geen effect hebben gehad, een ontruimingsprocedure wil voeren, moet deze bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is van voldoende ernstige overlast. Daarbij is informatie uit onafhankelijke bron, bijvoorbeeld een sfeerrapportage van de politie, vaak van doorslaggevend belang.
In de praktijk merk ik dat het opvragen van zo’n sfeerrapportage niet altijd lukt. Waar binnen sommige politiekorpsen de informatie gemakkelijk wordt verstrekt, wordt die bij andere geweigerd. Of de informatie is zo summier, dat ze niet geschikt is voor het voeren van een ontruimingsprocedure. Maar hoe zit het nu eigenlijk? Wanneer mag de politie informatie verstrekken?
De basis van gegevensverstrekking is te vinden in de Wet politiegegevens (Wpg). In de artikelen 19 en 20 van de Wpg is vastgelegd in welke gevallen de politie informatie kan verstrekken ten behoeve van o.a. het voeren van een ontruimingsprocedure vanwege overlast. Artikel 19 ziet op de zogenaamde ‘incidentele gegevensverstrekking aan derden’ en art. 20 ziet op de verstrekking ten behoeve van een samenwerkingsverband van de politie: een convenant.
Voor gegevensverstrekking op basis van art. 19 en art. 20 Wpg is vereist dat deze verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en gebruikt wordt voor de volgende doeleinden:
Ik ben van mening dat aan bovengenoemde vereisten is voldaan, als daadwerkelijk sprake is van woonoverlast die zodanig is dat de openbare orde in het geding is, dan wel dat door het verstrekken van informatie strafbare feiten kunnen worden voorkomen.
Mijn ervaring is dat in geval van woonoverlast de emoties vaak hoog oplopen: dit leidt gemakkelijk tot een handgemeen of andere vormen van escalatie. Daarmee is dus al vrij snel voldaan aan de bovengenoemde eisen.
Het verschil tussen art. 19 en art. 20 Wpg is dat art. 19 ziet op ‘bijzondere gevallen’ terwijl art. 20 deze aanvullende eis niet stelt. Met andere woorden: bij gegevensverstrekking op basis van art. 19, de incidentele verstrekking, zal er naast de bovengenoemde voorwaarden sprake moeten zijn van een bijzondere situatie, die de verstrekking van gegevens rechtvaardigt. Verstrekking op basis van art. 20 zal dus eerder en gemakkelijker kunnen plaatsvinden. Daarvoor is wel noodzakelijk dat er een convenant is op basis waarvan de verstrekking kan plaatsvinden.
Of er sprake is van een bijzondere situatie is een kwestie van afweging en interpretatie. Volgens mij is al vrij snel sprake van een bijzondere situatie, als er sprake is van zodanige overlast dat de woningcorporatie serieus overweegt om een verzoek tot beëindiging van de huur voor te leggen aan de rechter.
Omdat de bovengenoemde artikelen verschillende criteria bevatten die moeten worden geïnterpreteerd (bijzondere gevallen, zwaarwegend algemeen belang, noodzakelijk) is de uitleg daarvan niet overal dezelfde. Het loont daarom de moeite om als verstrekking van gegevens wordt geweigerd, deze weigering ter discussie te stellen. Dit kan door te wijzen op het feit dat binnen andere korpsen vaak wel wordt overgegaan tot gegevensverstrekking. Ik heb daarvan veel voorbeelden voorhanden.
Aangezien er in geval van een convenant verstrekking kan plaatsvinden op basis van art. 20 Wpg, is de gegevensverstrekking in dat geval veel gemakkelijker. Het verdient dus aanbeveling om het afsluiten van een convenant serieus in overweging te nemen.