Bij overlastzaken tussen buren, werkt een gedragsaanwijzing alleen als huurder en verhuurder allebei vertrouwen hebben in een goede afloop. De huurder moet bereid en in staat zijn om aan de voorwaarden van een door de rechter opgelegde gedragsaanwijzing te voldoen. In onderstaande zaak leidde het asociale gedrag van de zoon van een huurster uiteindelijk tot ontruiming.
In een flatwoning woont een alleenstaande moeder met haar minderjarige zoon en dochter. De minderjarige zoon heeft een ernstige gedragsstoornis en zorgt voor overlast in en om de woning. Hij intimideert en bedreigt omwonenden, blowt in het portiek, hangt met vrienden rond in de berging, scheurt met auto’s rond op de parkeerplaats en gooit meubels vanuit de woning naar beneden. Omwonenden beklagen zich bij de corporatie en maken zich grote zorgen over hun veiligheid.
De corporatie start een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Een spoedseisend belang voor een kort geding is er niet omdat de zoon vaak in detentie of in een inrichting zit in verband met zijn gedrag. Alleen als hij thuis is, zorgt hij voor overlast.
In de bodemprocedure komen de corporatie en de moeder onder leiding van de rechter overeen dat de zoon een half jaar lang niet bij zijn moeder mag komen. De moeder mag haar zoon niet meer tot de woning toelaten. Iedereen blij, moeder en dochter behouden de woning, de omwonenden hebben geen overlast meer.
Feitelijk is hier dus sprake van een door de rechter opgelegde gedragsaanwijzing door middel van een gebiedsverbod voor de zoon. De rechter legt de aanwijzing aan de huurder, in dit geval de moeder, op. Zij moet de aanwijzing naleven en mag hierop aangesproken worden. Een jaar van relatieve rust verstrijkt, tot de moeder haar zoon na de overeengekomen periode weer tot de woning toelaat.
In augustus 2013 escaleert de zaak. De inmiddels meerderjarige zoon van de huurder, die nu ook een eigen huurhuis heeft, laat zijn vechthond in de omgeving van de flatwoning van de moeder uit. De hond raakt in gevecht met een hond van een omwonende. De zoon wordt boos, geeft de omwonende een kopstoot en bedreigt hem.
Een kort geding volgt, maar ontruiming blijft uit. De rechter treft opnieuw een gedragsaanwijzing tussen huurder en verhuurder: de moeder mag haar meerderjarige zoon tot 30 september 2014 niet toelaten tot de woning. De rechter laat het belang van de dochter van twaalf die nog een Cito toets moet afleggen en een rustige woonomgeving nodig heeft, zwaar meewegen.
In oktober en november 2013 blijkt dat de zoon toch weer rondhangt rond de woning van zijn moeder. Er bestaat een verdenking dat hij bij zijn moeder thuiskomt, hoewel buren dat niet durven te verklaren. De verhuurder meent nu dat de moeder zich niet aan de afgesproken gedragsaanwijzing houdt en start een kort geding tot ontruiming van de woning. De Voorzieningenrechter is nu van mening dat het verweer van moeder “ik nodig mijn zoon niet uit, hij komt als ik niet thuis ben, ik laat hem niet tot mijn woning toe”, slaagt.
Volgens de rechter kan de moeder er niets aan doen dat haar zoon toch bij haar voor de deur staat, ze heeft hem niet aan een touwtje. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot ontruiming af, maar stelt in het vonnis dat het gebiedsverbod voor de zoon tot september 2014 blijft gelden. Zijn moeder mag hem dus niet tot de woning toelaten en zijn moeder is daar in het kader van ‘goed huurderschap’ (7:213) op aan te spreken. De rechter komt dus voor de derde keer met een gedragsaanwijzing voor de moeder. Ze behoudt de woning, de zoon mag niet meer bij zijn moeder komen. De zoon is inmiddels echter zijn eigen huurwoning kwijtgeraakt omdat hij de huur niet betaalt en staat op straat.
Vlak voor de kerst blijkt de zoon gewoon bij zijn moeder thuis te komen. Hij heeft een voordeursleutel en omwonende zien hem regelmatig in en om de woning, waar hij hen opnieuw bedreigt.
De opgelegde gedragsaanwijzing maakt blijkbaar geen enkele indruk op de moeder. Om een rustige kerst en oud en nieuw voor omwonenden te garanderen, haalt de politie de zoon net voor de kerstdagen op in de woning van zijn moeder voor het uitzitten van een nog openstaande straf.
Half januari 2014 is hij weer bij zijn moeder thuis en bedreigt hij opnieuw een omwonende. Moeizaam komen nog wat getuigenverklaringen los bij omwonenden. Moeder houdt zich dus weer niet aan de door de rechter opgelegde gedragsaanwijzing. Een nieuw kort geding volgt, ontruiming van de woning wordt gevorderd.
De rechter wijst half mei 2014 het verzoek tot ontruiming van de woning toe en overweegt dat moeder drie maal een gedragsaanwijzing door de rechter is opgelegd en zij alle kansen heeft gehad voor behoud van haar woning. Naar de mening van de rechter spant zij zich niet maximaal in om haar zoon buiten de deur te houden. Het belang van de corporatie en omwonenden weegt zwaarder, de woning van moeder kan ontruimd worden.