11 november 2015

Hoe billijk is de billijke vergoeding?

Het nieuwe ontslagrecht levert nog geregeld verwarring op. En mogelijk zelfs fouten bij rechters. Onlangs bijvoorbeeld in Den Bosch, rond een billijke vergoeding. Ging daar iets mis? En zo ja: hoe hoort het dan wel?

Vrijwel iedere ontslagen werknemer ontvangt sinds 1 juli 2015 een transitievergoeding van zijn werkgever. Die vergoeding is bedoeld om de gevolgen van ontslag deels op te vangen. De hoogte van het bedrag hangt af van de lengte van het dienstverband en de hoogte van het laatst verdiende loon. Bovenop de transitievergoeding kan de werknemer ook een billijke vergoeding krijgen, onder voorwaarde dat de rechter vindt dat de werkgever ‘ernstig verwijtbaar’ heeft gehandeld.

Hoe hoog mag de billijke vergoeding zijn?

De rechter mag zelf bepalen hoe hoog die billijke vergoeding wordt. Wel heeft de minister ‘instructies’ gegeven:
* De hoogte van de billijke vergoeding hangt af van de omstandigheden van het geval en de mate van verwijtbaarheid van de werkgever.
* De gevolgen van het ontslag dienen geen rol te spelen in het bepalen van de billijke vergoeding. Daar dient de transitievergoeding voor.
* De lengte van het dienstverband en de hoogte van het loon hoeven geen rol te spelen bij het bepalen van de billijke vergoeding.
* Het is niet de bedoeling dat rechters een nieuwe (kantonrechters)formule ontwikkelen.

Hoe luidde het vonnis?

Terug naar de zaak in Den Bosch. Een 60-jarige vrachtwagenchauffeur is bijna achttien jaar in dienst. Op een dag laat zijn werkgever hem als enige werknemer achter in een lege bv, zonder taken of loon. De werknemer stapt naar de rechter om zijn salaris te vragen. Hij krijgt gelijk. Maar de lege bv betaalt toch het loon niet. De werknemer stapt nogmaals naar de rechter, met het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Hij vindt dat de werkgever, de lege bv, ernstig verwijtbaar handelt. De rechter is het opnieuw met de werknemer eens. De beschikking luidt dat de werkgever als billijke vergoeding een even groot bedrag moet betalen als de transitievergoeding: ruim 30.000 euro bruto.

Was het vonnis billijk?

De situatie die de rechter tot stand beoogde te brengen is billijk te noemen. De weg ernaartoe is discutabel. Ten eerste laat de rechter de billijke vergoeding afhangen van de hoogte van de transitievergoeding. En daardoor óók (vrijwel uitsluitend) van de lengte van het dienstverband en de hoogte van het loon. Maar die hoefden juist geen rol te spelen, zei de minister. Ten tweede vermenigvuldigt de rechter de transitievergoeding met een factor 1 om de billijke vergoeding te bepalen. Dat lijkt verdacht veel op een formule – en ook die wilde de minister niet. Bovendien leidt zo’n berekeningswijze ertoe dat een werknemer die niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding (bijvoorbeeld de werknemer met een dienstverband van minder dan twee jaar) ook nooit een billijke vergoeding zal ontvangen. Tien keer nul blijft immers nul.

Wat had beter gekund?

Wat was een betere gang van zaken geweest? De rechter had beter een andere motivering moeten kiezen, zonder verwijzing naar de transitievergoeding. (Hij had ook zijn besluit niet kunnen toelichten, maar dat is weinig bevredigend.) De fout lijkt bij de minister te liggen, die had toch duidelijkere aanwijzingen moeten geven.

Optimale helderheid is geen overbodige luxe: rechters zijn ook maar mensen. Onder identieke omstandigheden kan de ene rechter een billijke vergoeding toekennen van 2.000 euro en de ander één van 50.000 euro. Dat verschil is moeilijk uit te leggen als billijk. Juist vanwege de grote verschillen in ontslagvergoedingen in het verleden ontwikkelden rechters in 1996 een formule. Bij onzekerheid en ongelijkheid is immers niemand gebaat.

Delen

overig nieuws_