Een man in de regio Rotterdam die door een echtscheiding dringend een andere woning nodig heeft, stuitte op een muur van onwil om zijn urgentieaanvraag in behandeling te nemen. Vanaf 14 april 2020 probeerde hij met behulp van MijnUrgentie.nl een urgentie te verkrijgen. Hij woont noodgedwongen nog in bij zijn ex-vrouw en kinderen, hetgeen tot veel problemen leidt. De man heeft bovendien psychische stoornissen. In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:2118) wordt hem de helpende hand geboden. De rechter stelt dat de man ten onrechte aan het lijntje is gehouden en dat de urgentieaanvraag niet afgewezen had mogen worden vanwege het enkele feit dat de man inmiddels niet langer ingeschreven was als woningzoekende. Om die reden beslist de rechter dat de man gedurende drie maanden moet worden beschouwd als ware hij in het bezit van een urgentieverklaring.
Dat is een uitzonderlijke beslissing, waarbij ook de vraag rijst in hoeverre dit een voorlopige voorziening is, aangezien mag worden aangenomen dat de man op basis van deze uitspraak binnen 3 maanden een woning toegewezen moet krijgen op basis van ‘tijdelijke’ urgentie. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
In de regio Rotterdam is de bevoegdheid om een beslissing te nemen op een urgentieaanvraag door Burgemeester & Wethouders overgedragen aan de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). In de praktijk dienen woningzoekenden een urgentieaanvraag in bij de corporatie, die de aanvraag dan voorlegt aan SUWR. De Stichting Woonbron had besloten om aanvragen die werden ingediend via MijnUrgentie.nl niet langer in behandeling te nemen, omdat MijnUrgentie.nl kansloze verzoeken zou indienen en geen toegevoegde waarde zou hebben. De aanvragen die via MijnUrgentie.nl werden ingediend werden dus niet voorgelegd aan SUWR, maar gewoon teruggestuurd.
Namens de man en 24 andere woningzoekenden, die via MijnUrgentie.nl een aanvraag hadden ingediend, is de zaak in 2020 aan de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam voorgelegd. In een uitspraak van 10 september 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:7883) heeft de rechtbank de beroepschriften niet-ontvankelijk verklaard. Er stond namelijk (nog) geen beroep open bij de rechtbank; eerst zouden de 25 aanvragers bezwaar moeten maken bij Burgemeester & Wethouders van de gemeente Rotterdam tegen de brieven/besluiten die waren verzonden en waarin was medegedeeld dat SUWR bevoegd is en niet het College. Daaruit blijkt namelijk dat Burgemeester & Wethouders niet bereid waren om gebruik te maken van de mogelijkheid om de beslissing over de urgentieaanvraag naar zich toe te trekken. Tegen dat besluit moet eerst bezwaar worden gemaakt.
De rechtbank heeft wel aanwijzingen gegeven aan de gemeente over de wijze waarop de bezwaarschriften behandeld moeten worden. Daarbij heeft de rechtbank duidelijk gemaakt dat het niet aan Woonbron is om de toegang tot een urgentieaanvraag te belemmeren. SUWR had de woningzoekenden de mogelijkheid moeten bieden om rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij SUWR. De woningzoekenden zijn ook niet gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken bij Burgemeester & Wethouders . Vanwege deze fouten is de gemeente Rotterdam in de kosten van die eerdere procedure veroordeeld.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de man op 13 oktober 2020 (via MijnUrgentie.nl) opnieuw om een urgentie gevraagd. Eerder was dus al op 14 april 2020 een dergelijke aanvraag ingediend.
Pas op 9 december 2020 (bijna 2 maanden later) heeft de gemeente gemeld dat de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen. Vervolgens is in een besluit van 14 januari 2021 aan de man medegedeeld dat zijn aanvraag wordt afgewezen, omdat gebleken is dat hij per 10 januari 2021 is uitgeschreven als woningzoekende. Om in aanmerking te komen voor een urgentie geldt als voorwaarde dat men is ingeschreven als woningzoekende, dus dat is inderdaad een afwijzingsgrond.
De man maakt bezwaar tegen dit ‘kille en bureaucratische’ besluit. Het is nooit zijn bedoeling geweest om zijn inschrijving niet te verlengen en de gemeente wist heel goed dat hij met spoed in aanmerking wil komen voor een woning. De gemeente had de aanvraag dus niet zonder meer mogen afwijzen, maar had bij de man moeten informeren waarom hij niet meer is ingeschreven.
De voorzieningenrechter geeft de man gelijk: het is onzorgvuldig geweest van de gemeente om volledig voorbij te gaan aan de persoonlijke omstandigheden van de man en puur op grond van een formeel voorschrift (inschrijving als voorwaarde voor een urgentie) de aanvraag af te wijzen, zonder met de man in contact te treden. Daar komt natuurlijk bij dat de gemeente de man heel lang aan het lijntje heeft gehouden. Eigenlijk had hij al in april 2020 een aanvraag ingediend voor een urgentie en toen was hij wel degelijk ingeschreven als woningzoekende.
De kille houding van de gemeente wordt door de rechter afgestraft met de uitspraak dat de man gedurende 3 maanden moet worden behandeld als ware hij in het bezit van een urgentieverklaring.
Hoewel de ergernis van de rechtbank begrijpelijk is, is het de vraag of deze voorziening terecht is. In een spoedprocedure kan de voorzieningenrechter immers alleen een voorlopige voorziening treffen. In dit geval heeft de rechter ervoor gekozen om de afwijzing van de aanvraag te schorsen (hetgeen begrijpelijk is), maar ook om te bepalen dat de man 3 maanden als een urgent woningzoekende moet worden behandeld. Dat deel van de uitspraak kan niet worden gezien als een voorlopige voorziening, omdat dit zal leiden tot de definitieve toewijzing van een woning op grond van deze uitspraak. Dit terwijl nog geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden van de persoonlijke omstandigheden van de man.
Het is niet gezegd dat bij een dergelijke inhoudelijke beoordeling een toekenning van een urgentie had moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter gaat dus voorbij aan het feit dat de zaak nog niet inhoudelijk is beoordeeld en bepaalt dat de man moet worden behandeld als een urgent woningzoekende. Daarmee gaat hij verder dan strikt genomen voor de hand zou liggen. De voorzieningenrechter had de gemeente ook –als voorlopige voorziening- kunnen opdragen om binnen een korte termijn een inhoudelijke beslissing te nemen. De rechter heeft de gemeente echter willen afstraffen vanwege de kwalijke voorgeschiedenis, waarin de man duidelijk is tegengewerkt door Woonbron, SUWR en de gemeente Rotterdam